Gasthuis van Schoten
Geopend in 1861, kwam het gasthuis er door de erfenis van het echtpaar Verbert-Verrydt. Het stond naast de pastorij op de plaats waar later het moederhuis zou komen.
Het was eigenlijk een entiteit op zich en bestond uit een hoofdgebouw met bijgebouwen en een boerderij met omliggende akkers. Dat gasthuis was eerder een armenhuis en had niets te maken met wat wij er vandaag onder verstaan: het was een toevluchtsoord voor wie niet in staat was om in zijn onderhoud te voorzien.
Zo wordt er melding gemaakt van zowel weeskinderen als volwassenen die in het gasthuis hun vaste verblijfplaats hadden. Er waren aparte zalen voor de mannen en voor de vrouwen, bejaarde echtparen werden dus opnieuw gescheiden. In het gasthuis kon men beroep doen op verpleging, kraamzorg of medische verzorging; bij complicaties moest men naar een ziekenhuis want operaties werden er alvast niet gedaan.
Het gasthuis werd bemand (of moeten we zeggen bevrouwd) door de zusters Maricolen-Franciscanessen uit Waasmunster, een zeer oude orde met onderwijs en verpleging als hoofddoel. Deze zusters bleven deel uitmaken van de Schotense geschiedenis tot na de sluiting van het moederhuis.
In 1943 kwam er plots een einde aan het gasthuis door een brandbom die het ganse gebouw in de as legde. Wat overbleef waren de kelders en de boerderij. Ook een groot gedeelte van het archief is mee in de vlammen opgegaan. Na de brand werd er in de kelder van het Gelmelenhof een noodhospitaal opgericht zodat daar mensen konden verzorgd worden door de zusters en de helpers van het Rode Kruis.
Na de oorlog wou men zo snel mogelijk het gasthuis terug opbouwen maar daar heeft men nooit de toestemming voor gekregen. Daarom werden de plannen gewijzigd tot het bouwen van de kraaminrichting die ook de naam Verbert-Verrydt kreeg en die vermaard was tot in de verre omstreken. Ook dat moederhuis heeft inmiddels plaats moeten maken voor het rust-en verzorgingstehuis.
Bron
Anita Caals, Geboren in Schoten, uit de brochure van Erfgoeddag 2017